Het is kerst en dat wordt natuurlijk weer groots gevierd.
Ik deed boodschappen en geneerde me een beetje voor de overdaad die ik zag: overvolle schappen met kerststollen, cakes, vlees, alles leek uit te puilen … en mensen liepen in-en-uit winkels alsof hun leven ervan hing. Ook ik dook nog even de stad in voor wat laatste cadeautjes.

Begrijp me niet verkeerd, het is prima om te genieten met kerst, samen met mensen die je liefhebt. Alleen lijkt het soms alsof het eten, drinken en vooral ‘genieten’ de plaats hebben ingenomen van de oorspronkelijke boodschap van kerst: wie is Jezus?

En als er wel stil wordt gestaan bij Jezus dan moet het toch vooral ‘gezellig’ zijn met kerstliedjes zingen op kerstavond, in de kerk, waar men eigenlijk nooit komt, om daarna weer huiswaarts te gaan. Over op de orde van de dag. Kerst is dan niet meer dan het verlengde van ons ego. Het moet in dienst staan van onszelf en wat wij ‘leuk’ vinden.

Vandaag werd ik geraakt door een voordracht van een voorganger die aangaf dat Jezus, God zich vooral laat zien in het kleine en alledaagse. In een betekenisvolle ontmoeting met iemand, bij een ziekenbezoek, op plekken waar er angst en nood is, en daar waar een luisterend oor heel gewoon is. God niet ver weg als abstract begrip maar heel dichtbij … als je naaste.

Zoals Jezus in een simpele stal werd geboren, een eenvoudig leven leidde en vervolgens, onder de mensen, zijn boodschap van rechtvaardigheid en liefde verkondigde. Niet ver weg van alles maar naast ons, bij ons. En dan krijgt kerst weer betekenis en komen liefde en vrede iets dichterbij.